je ne sais quoi

Cool climate

Overal ter wereld groeien druiven, maar de interessantste wijnen worden gemaakt in regio's die het de vitis vinifera moeilijk maken om tot volle rijpheid te komen. Dat zijn de zogenaamde cool climate regio’s, waarvan België een voorbeeld is. De wijnen die er gemaakt worden, zijn des te interessanter: door de minder evidente omstandigheden krijg je een wijn die dieper en complexer is, gekenmerkt door een onweerstaanbare je ne sais quoi.
Het verkorte groeiseizoen is een onmiskenbare factor om tot dit resultaat te komen: de winterslaap eindigt later en herfstregens beginnen vaak vroeger. Dat zet moeder natuur én wijnmakers onder druk: beiden moeten ze harder werken om de rijpheid te krijgen die een complexe en aromatische wijn vereist.

langzaam en gelijkmatig rijpen

finesse en elegantie

Niet alleen voor de wijnstokken zelf, maar ook voor de telers is het koelere klimaat vaak een uitdaging. Gelukkig wordt die moeite beloond met wijnstokken die verbazingwekkend goed floreren in deze eerder schrale klimaten. Op deze manier rijpen de druiven langzaam en gelijkmatig. Hierdoor worden druiven zelden overrijp, wat de wijn een grotere finesse en elegantie biedt zonder een al te hoog alchoholpercentage. Levendige, zuurdere aromatische witte wijnen zijn het resultaat, terwijl de rode wijnen een lichtere body hebben met een vleugje exotische kruidigheid. De populariteit van wijnen uit deze koelere regio’s neemt steeds verder toe.

de Romeinen

Geschiedenis van de Belgische wijnbouw

In Gallië ligt de bakermat van wijnbouw in onze streken; in die noordelijke streken van hun rijk introduceren de Romeinen de wijnteelt. Eeuwen later, tijdens een periode van gunstige klimaatomstandigheden in de middeleeuwen, zijn er nog meer uitgestrekte wijngaarden te vinden op de zonnige flanken van het Hageland en in de Maasvallei. Ook in de koelere gebieden van het contemporaine Vlaanderen treft men dan nog wijndomeinen aan.

Die wijndomeinen tijdens de middeleeuwen zijn doorgaans eigendom van kasteelheren of kloosters. De behoefte aan wijn voor erediensten houdt deze inlandse wijnteelt in stand en zorgt voor zwaar labeur, aangezien het transport steeds in vaten gebeurt.
De wijnfles doet zijn intrede in de zeventiende eeuw en brengt heel wat vooruitgang met zich mee: de wijn verzuurt minder snel en blijft langer houdbaar; ook de ontwikkeling van een bouquet wordt zo mogelijk.

een kleine ijstijd

In die zeventiende eeuw kent het klimaat een periode van afkoeling met bijzonder koude winters. Vele wijngaarden overleefden deze kleine ijstijd niet. Ter compensatie daarvan schakelen velen over op het telen van aardappelen en tarwe; er ontstaat een landbouwcultuur die op die manier snel resultaat oplevert en de wijnteelt verdringt. Ook Napoleon heeft zijn steentje volgens de overlevering bijgedragen: hij zou opdracht hebben gegeven tot het vernietigen van de resterende wijngaarden. Het lijkt echter meer plausibel dat de opkomst van de druifluis, Phylloxera, voor veel schade heeft gezorgd. Hoe het ook zij: na Napoleon blijven er nog maar amper wijngaarden over. Misschien heeft de uitbarsting van de vulkaan Tambora in 1815 wel de doorslag gegeven?

Sinds de negentiende eeuw neemt het aantal Belgische wijngaarden gelukkig gestaag weer toe, en daar dragen wij op onze beurt dan weer graag ons steentje toe bij.